De oude Romeinen aten vreemd voedsel, variërend van zeugenbuidels tot relmuizen, die in het Latijn glires werden genoemd. Slimme Italianen maakten hun knaagdieren klaar voor de mond door ze in een speciale container te stoppen, een glirarium of vivarium in doliis (afgesloten dierenverblijven in potten); het was bedoeld als een tijdelijk onderkomen – een knaagdier-Airbnb – waar het dier zich kon volvreten. Mensen kookten de relmuis dan als ze vonden dat hij op zijn best was.
Een kanttekening: Romeinen aten geen muizen die je draden doorknagen. In plaats daarvan aten ze “eetbare slaapmuizen”, die een stuk groter en substantiëler waren dan hun moderne huismuis-tegenhangers. Deze werden lange tijd beschouwd als extravagantie; in 115 v. Chr. vaardigde consul Marcus Aemilius Scaurus een wet uit die het serveren van exotische vogels, weekdieren en slaapmuizen verbood, volgens Plinius de Oudere. Maar waarschijnlijk luisterde niemand naar Scaurus’ wetgeving – de knaagdieren waren te lekker.
Op hun landgoederen fokten vooraanstaande Romeinen sommige dieren alleen voor consumptie. De Romeinse geleerde Varro schrijft in zijn boek Over de landbouw dat heren op het platteland kleine beestjes zoals slakken, bijen voor de honing en relmuizen in hun villa’s hielden om op te eten. De oude smulpaap Fluvius Hirpinus (wiens naam waarschijnlijk een spelfout was) populariseerde het eten van slakken en begon in het midden van de eerste eeuw v. Chr. met het vetmesten van slaapmuizen voor de tafel.
De slaapmuizen werden een voedsel voor de hogere klassen. Varro haalt het voorbeeld aan van een rijke man genaamd Titus Pompeius, die een uitgestrekt domein had in Transalpine Gallië (het huidige Frankrijk/België), waarschijnlijk ergens in de eerste eeuw voor Christus. Op zijn privé jachtdomein kweekte Pompeius beestjes in gevangenschap in een omheining van vier vierkante mijl, waarin zich “gewoonlijk plaatsen voor slakken en bijenkorven bevonden, en ook vaten waarin slaapmuizen opgesloten werden gehouden”. Dit was een oude versie van eten van boerderij tot tafel, waarbij je je eigen voedsel kweekte, opvoedde en slachtte. Archeologische vondsten tonen aan dat gewone boeren misschien wel slaapmuizen fokten op hun eigen landgoed en deze vervolgens als bijverdienste aan rijke mensen verkochten.
In Over landbouw beschrijft Varro de ongewone eigenaardigheden van een glirarium. Het zag er aan de buitenkant uit als een gewoon, kort opslagvat en leek aan de binnenkant op een kunstmatig hol. Bij het bouwen van kleivaten voor slaapmuizen gebruikten de pottenbakkers een ander plan dan bij het maken van gewone exemplaren; zo werd het dolium, of de pot, geventileerd. Bovendien waren er “kanalen langs de zijkanten” en “een holte om het voedsel in te bewaren”. Deze voedselbakjes konden van buitenaf worden bijgevuld, met licht- en luchtgaten om de slaapmuizen in leven te houden.
De kanalen stelden de slaapmuizen in staat om langs de zijkanten van hun nieuwe onderkomen te scharrelen (zoals classicus Mary Beard opmerkte, creëerden zij een antieke versie van een hamsterwiel). Om de slaapmuizen vet te mesten, “worden in zo’n pot eikels, walnoten of kastanjes gelegd; en als een deksel over de potten wordt geplaatst, worden ze vet in het donker”. Dat was logisch, want het enige wat de slaapmuizen in die beperkte habitat echt konden doen was eten, een beetje joggen en slapen.
Als de slaapmuizen eenmaal mollig genoeg werden geacht, werden ze gedood en klaargemaakt voor banketten. Ammianus Marcellinus schreef dat de gastheren tijdens diners hun vis, slaapmuizen en ander vlees op een weegschaal lieten wegen en de resultaten noteerden. Tot 30 schriftgeleerden noteerden de gewichten van de dieren op een bepaald feest en bleven daar maar over doorgaan. Hoe dikker het vlees, hoe meer geld je kon besteden aan luie bezigheden, en hoe rijker je was.
Er zijn nog steeds een aantal oude Romeinse recepten en beschrijvingen van gerechten met slaapmuizen bewaard gebleven. In een beroemde banketscène uit de Satyricon, een van de eerste romans uit het oude Rome, die werd opgediend door de nouveau riche Trimalchio, werden als hors d’oeuvres “slaapmuizen gekruid met honing en maanzaad” geserveerd. De Re Coquinaria, een van ’s werelds oudste bewaard gebleven kookboeken – toegeschreven aan de oude fijnproever Apicius – bevat een aantal smakelijke recepten met relmuizen. Zo is er een met varkensvlees en afsnijdsels gevulde relmuis, die vervolgens wordt fijngestampt met peper, laser (het sap van een reusachtige venkelplant), bouillon en noten; daarna wordt dit brouwsel in een braadpan gedaan, geroosterd of gekookt. Geen slechte manier om te eten-vooral gezien de muizen extra-succulent waren na het hangen in hun eigen speciale pot.